Hier beschrijven we belangrijke lessons learned uit de regioportretten, succesverhalen en de daarvoor uitgevoerde interviews. Noties en aandachtpunten worden hieronder opgesomd, nader onderverdeeld naar de volgende onderwerpen: (1) samenhangende aanpak, (2) governance, (3) knelpunten/beperkingen, (4) randvoorwaarden, (5) tegengaan van versnippering en versterking van samenhang.
Lessons learned voor een succesvolle samenhangende aanpak
(1) Samenhangende aanpak
Met een sterke regionale visie en goed ingerichte governance is effectiever af te stemmen met het landelijke niveau om te verkennen welke regeling het beste past of kan worden aangepast aan de regionale context en waar mogelijk regelingen kunnen worden gebundeld.
- Het Manifest 2.0 van de provincie Noord-Holland en de integrale aanpak in Zuid-Holland zijn hier voorbeelden van.
- De laatste jaren vindt er meer van dergelijke afstemming tussen regionaal en landelijk niveau plaats.
We zien bij steeds meer regionale programma's dat meerdere nationale programma's naast elkaar worden ingezet. Daarbij zijn JTF, LLO-Katalysator, GroenvermogeNLen Opschaling PPS Beroepsonderwijs de meest gebruikte.
- Echter, van een systematisch(e) aanpak of plan waarbij de verschillende landelijke financieringsinstrumenten (voor de langere termijn) in elkaar grijpen, is in veel regionale programma's op dit moment nog onvoldoende sprake. Cases als HCCE, CHILL en GreenTech Campus vormen daarop een uitzondering.
- Landelijke instrumenten worden meer ad hoc ingezet, mede afhankelijk van de timing van de calls, de beschikbare capaciteit en kennis en de actuele behoefte aan financiering.
Een samenhangende aanpak in de regio's leunt sterk op een goed ontwikkeld netwerk en persoonlijke contacten. Specifiek de coördinatie tussen onderwijs en industrie loopt vooral via het persoonlijke netwerk.
- Voldoende wederzijds vertrouwen kweken en onderhouden, vertaalt zich uiteindelijk in concrete samenwerking en samenhang.
Er is nog meer samenwerking gewenst tussen mbo/hbo/wo, daar kan nog erom veel winst geboekt worden en separate / parallelle trajecten worden ondervangen.
- Tussen en ook op hogescholen zien we nog veel versnippering en daarmee verspilling.
- Vooral het mbo verdient in verschillende regio's een sterkere rol.
Om verkokering van de nationale Groeifondsplannen tegen te gaan bestaat bij de regio's behoefte aan meer stroomlijning op landelijk niveau, waarbij meer expliciet samenhang tussen en bundeling van de nationale programma's en financieringsinstrumenten wordt aangegeven.
Om de effectieve samenwerking tussen de verschillende programma's te bevorderen, blijken regionale liaisons heel nuttig. Deze liaisons fungeren als verbindende schakels tussen de diverse partijen en programma's.
(2) Governance
Verschillende regio's en provincies wijzen veelvuldig op het belang van een integrale governance. Dat betekent nauwe afstemming tussen de verschillende bestuurlijke en uitvoeringsniveaus, zoals het provinciale, regionale, (industrie)cluster- en programmaniveau.
- Daarnaast biedt een triple/quadruple-helix aanpak een belangrijk fundament voor verder op te zetten coalities en uit te voeren programma's. Deze structuur geldt eveneens als aanspreek- en coördinatiepunt voor de nationale programma's.
Het HC-vraagstuk voor de energietransitie is ook inhoudelijk vanuit een integrale aanpak te benaderen, namelijk vanuit economisch, onderwijs- sociaal-, arbeidsmarktbeleid.
- Dit zien we nadrukkelijk terug in de regio's Noord-West en West.
Provincies en economic boards zouden een actievere en meer verbindende rol kunnen spelen, bijvoorbeeld door de inzet en financiering van een kwartiermaker in de startfases van programma's (zie rol PZH/EBZ en PNH als voorbeeld).
Een kwartiermaker kan in lokale of regionale programma's vooraf bijdragen aan het inrichten van de governancestructuur, die veelal in de programma-aanvragen niet is voorzien en substantieel tijd vergt.
- Om tot een overkoepelende structuur te komen zijn veelal andere dan landelijke financieringsbronnen nodig.
Bij projecten die gebruik maken van landelijke programma's bestaat soms een mismatch tussen hoe het Rijk middelen uitzet en hoe de regio's middelen zouden willen inzetten.
- Regio's met een zwakke governance zijn sneller geneigd tal van verschillende landelijke regelingen naar zich toe te trekken, waardoor de versnippering van regelingen in de regio toeneemt.
- Door meer bundeling van initiatieven in de regio's kunnen gezamenlijke aanvragen leiden tot effectiever gebruik van de nationale programma's.
(3) Knelpunten & beperkingen
Beschikbare capaciteit vormt een belangrijke beperking in het realiseren van verdere samenhangende aanpak als het gaat om extra aanvragen uit nationale programma's en de uitvoering daarvan.
Kennis over 'stapelen' van (nationale) instrumenten en subsidies ontbreekt veelal. Wat mag wel en wat mag niet? Het ontbreken van duidelijkheid werkt vertragend.
Incidentele financiering leidt vaak tot eindigheid van het gehele project omdat er voor continuering geen of onvoldoende structurele financiering gevonden kan worden.
- Dit betekent dat een incidenteel project moeite heeft om tot echte geborgde verandering te komen.
Er moet rekening worden gehouden met diverse niveaus en stakeholders, zoals provincies, economic boards, overlappende arbeidsmarktregio's, gemeentenen RES'sen.
- Het is lastig om op het juiste niveau de samenwerking te vinden.
Bedrijven worden nog onvoldoende betrokken bij lopende initiatieven. Het is een uitdaging om als initiatief aantrekkingskracht te hebben op het bedrijfsleven.
- Daarnaast is er in sommige regio's te weinig clusterkracht aanwezig, doordat bedrijven elkaar te weinig vinden in de keten en daadwerkelijk samenwerken. Het regionale ecosysteem wordt dan ook niet optimaal benut.
De vraag is wat wordt gezien als 'de regio'. Het land is opgedeeld in geografische regio's waarin overheden geld willen uitzetten. Voor onderwijsinstellingen zijn deze geografische regio's minder relevant. JTF is een voorbeeld van een instrument dat is gericht op specifieke geografische regio's, terwijl GroenvermogenNL of LLO Katalysator bijvoorbeeld regio-overstijgend / landelijk werken.
- Partijen die een regionale focus hebben, zijn niet altijd bereid om mee te werken aan een project als het geld uit hun regio kan verdwijnen. Dit belemmert bovenregionale samenwerking.
(4) Randvoorwaarden
Nationale programma's helpen bij schaalvergroting van regionale programma's (zoals ervaren door SEECE).
Meer 'Skin in the game' van deelnemende partijen wordt steeds belangrijker: als een programma stopt, dan moet anderen ook de 'pijn' voelen.
Een sterke trekker helpt een regio bij het bouwen aan een duurzaam ecosysteem en aanspreekpunt voor landelijke programma's. Brabant heeft ASML, andere regio's hebben zo'n speler bijvoorbeeld niet.
- Zo zou een Nationaal Netcongestiecentrum in Arnhem zo'n verschil maken en aanzuigende werking hebben op onder meer de grote energiebedrijven. Dit geldt uiteraard voor meer regio's.
Vertrouwen is nodig tussen de verschillende partijen en initiatieven; het gaat er om de gezamenlijkheid en synergie te definiëren (samen een dag op de hei helpt daarbij).
Creëer meer 'vrije' experimenteerruimte op regionaal/lokaal niveau binnen de nationale (financierings)programma's. Programmacondities en instrumenteisen zijn nu vaak te bepalend voor de uitkomst.
- Laat bottum-up initiatieven meer evolutionair en op basis van behoeften uit de markt ontstaan en bundel vooral sterke coalities.
Door de veelheid aan instrumenten mist vaak het totaaloverzicht, onder meer bij verschillende provincies. Voorstellen voor aanvragen komen daar vaak binnen via verschillende partners.
- De samenhang tussen die voorstellen is veelal afwezig. Mogelijk kan dit een aandachtspunt worden bij het ontwerpen van eisen en condities van nieuw calls in de verschillende nationale programma's.
Werken aan een responsieve opleidingsinfrastructuur: Als een multinational vraagt om x aantal waterstofprofessionals moet een regio snel kunnen schakelen en helpen.
- Flexibel onderwijs en financiering van scholing zal hiervoor klaar moeten staan (systemen, processen, mensen, opleidingsmateriaal).
- Ambities voor responsiviteit zitten goed in de context van de waterstoftransitie. In een andere context vraagt dit dezelfde soort systematiek; de sector zal meer wendbaar moeten worden.
- Groeifondsen kunnen dat prima versnellen/aanvullen, maar er moet ook gewerkt worden aan een infrastructuur voor de langere termijn.
Een bottom-up benadering vanuit de regio's/provincies is een belangrijke voorwaarde om te kunnen aansluiten op de lokale/regionale behoeften en zo tot daadwerkelijke uitvoering te kunnen komen. Daar moeten de landelijke programma's op zien aan te haken.
Het bouwen aan een adaptief ecosysteem, mede gericht op het verbinden van verschillende initiatieven, is nodig om onderwijsinstellingen, bedrijven, overheden en relevante stakeholders te laten samenwerken om zo innovatie en ontwikkeling te versnellen.
(5) Tegengaan van versnippering & versterking samenhang
Een overkoepelend platform ontwikkelen per cluster of regio waar alle initiatieven bij elkaar komen (vgl. Platform Rotterdamse Haven Connect).
Op regelmatige basis (vaste dag in de week) met de projectleiders bij elkaar komen om alle nieuwe ontwikkelingen, projecten, initiatieven en calls te bespreken.
'Oliemannetjes' nodig die op alle podia kunnen schakelen. Het gaat om menskracht met het juiste netwerk die de verbinding weten te leggen.
Door de veelheid aan instrumenten mist vaak het totaaloverzicht. Dit geldt onder meer voor verschillende provincies en regio's maar vooral ook bij het MKB.
- Zo is de samenhang tussen verschillende ingediende projectvoorstellen veelal afwezig.
- Mogelijk kan dit een aandachtspunt worden bij het ontwerpen van eisen en condities van nieuwe calls in de verschillende nationale programma's.
Er zijn raakvlakken tussen de activiteiten die zowel onder GVNL als de LLO-Katalysator kunnen vallen. Op dit moment wordt getoetst binnen welk programma een initiatief het beste past.
- Wellicht kan ook onderzocht worden of en hoe deze programma's gecombineerd ingezet kunnen worden?
De TSE heeft georganiseerd dat de JTF-regio's en de GroenvermogenNL Human Capital Agenda's (HCA) aan elkaar gekoppeld zijn en contact onderhouden. Hogescholen en GroenvermogenNL zitten ook in JTF-stuurgroepen. Het monitoringscomité van het JTF houdt toezicht op het programma.
Door meer samenhang te creëren in verantwoordingsprocedures wordt het eenvoudiger voor partijen om regelingen te combineren.
- De complexiteit neemt hierdoor af en de lasten voor initiatiefnemers worden verlicht.